Bijzondere personen
Veel mensen hebben - ieder op hun eigen manier - iets betekend voor de mycologie in Nederland en/of voor de Nederlandse Mycologische Vereniging. Op deze pagina proberen we een overzicht te geven van personen die we niet willen vergeten. Soms met koppelingen naar in de cloud opgeslagen archiefmateriaal dat op de betreffende personen betrekking heeft.
In de lijst hieronder kan men op de naam van een persoon klikken waarvan men weer wil weten zodat allerlei informatie wordt getoond. Naarmate het archief van de NMV verder ontsloten worden, zal meer informatie worden toegevoegd en het aantal personen worden uitgebreid. Bovendien kunnen sommige delen van het digitale archief soms middels linkjes worden ontsloten, waardoor nog meer informatie in de cloud gevonden kan worden.
Overzicht van bijzondere personen
Catharina Cool neemt een heel bijzonder plaats in in de NMV en het is niet voor niets dat haar naam sinds 1954 voortleeft in die van het tijdschrift "Coolia". Dit tijdschrift werd van 1964 tot 1977 gesierd met een tekening op de omslag van het Odeurzwammetje, dat door Catharina in 1918 als nieuwe soort voor de wetenschap werd beschreven onder de naam Lepiota odorata en later door Huijsman ter ere van haar werd omgedoopt naar Coolia odorata. Helaas is om nomenclatorische redenen deze soort thans gekend als Squamanita odorata.
J.S. Meulenhoff schrijft over haar: "Niet alleen was zij een ijverig lid en een ijverige conservatrice, van onze vereeniging, niet alleen gaf zij, naar haar krachten, wetenschappelijken arbeid en gaf zij alle tijd en werkkracht aan onze vereeniging, aan onze collectie in Leiden en aan het onderzoek van de Nederlandsche zwammen-flora, doch als het levend geworden enthousiasme en de met heilig vuur bezielde propagandiste zal Catharina Cool steeds in onze herinnering een eerste plaats innemen." Catharina Cool liep van 1910 tot 1912 stage in het Fytopathologisch Laboratorium Commelin Scholten bij Johanna Westerdijk en slaagde er als eerste in vanuit sporen padden stoelen te reproduceren. Hierover publiceerde zij in 1913. Vanaf 1914 was zij conservatrice aan het Rijkherbarium te en vervulde deze functie mede uit hoofde van de NMV voor een toelage van 50 gulden per jaar, totdat zij in 1922 in die functie een officiële ambtelijke benoeming vanuit het rijk kreeg. Zij had een grote paddenstoelenkennis die zij uitdroeg in talloze excursies en lezingen, maar ook in kookcursussen voor huisvrouwen.
Foto: Catharina Cool in het Phytopathologisch Laboratorium "Willie Commelin Scholten" te Amsterdam
Vernoemde paddenstoelen:
Coolia macrocephala (Schulzer) Huijsman (= Leucopaxillus m.)
Coolia odorata (Cool) Huijsman (= Squamanita o.)
Coolia schreieri Huijsman
Mycena cooliana Oort
Mycenella cooliana (Oort) Singer
Het paddestoelenboekje is vele decennia (van 1913 tot ver in de jaren 70) een van de belangrijkste determinatieboeken voor paddenstoelen in ons taalgebied geweest...
Verder lezen:
Cool, Cath. & H.A.A. van der Lek (1913): Het paddenstoelenboekje.Crevel, R. van (1983): Catharina Cool. Coolia 26: 107-113. Meulenhoff, J.S. (1931): In Memoriam Catharina Cool. Zij publiceerde o.a. in Mededeelingen van de Nederlandsche Mycologische Vereeniging (diverse artikelen) en De Levende Natuur (diverse artikelen).
Podcast:
In augustus 2024 is een podcast opgenomen over Catharina Cool. Klik op de QR-code of scan deze om te beluisteren.
Bibliografie:
Er is ook ook compleet overzicht van al haar publicaties.
In Memoriam: Bas, C & Kuyper, Th.W. 1992. In Memoriam Jasper Daams. Coolia 35: 109-110.
Jasper Daams behoorde in zijn tijd tot de 'crew' van de Nederlandse Mycologische Vereniging, een crew overigens die uit een aantal bijzondere mensen bestond die allemaal op hun eigen wijze werkten en dachten en dus niet vanzelfsprekend door vriendschapsbanden bijeen gehouden werd... Jasper bouwde echter goede en duurzame contacten op met vele mycologen wereldwijd en was binnen de NMV vijf decennia lang bijzonder actief en vervulde daarbij vele functies, waarvan tien jaar als bestuurslid. Een grote rol speelde hij in ons land bij het populariseren van de mycologie, getuige zijn vele publicaties in Fungus en Coolia, waarbij ook de mystieke omneveling van de zwammen vaak centraal werd gezet. Dit vinden wij ook terug in zijn populaire boekje '100 Paddestoelen' en de door hem vertaalde en bewerkte boekjes van Mossberg, Nilssen en Person (Paddestoelen in de natuur, 1978) zijn nog steeds de enige in hun soort, waarin talloze achtergronden en woordbetekenissen worden uitgelegd. Jasper werd in 1983 benoemd tot erelid van de NMV.
Vernoemde paddenstoelen:
Clitopilus daamsii Noordel.
Conocybe daamsii Hauskn.
Gerronema daamsii Marxm. & Clémençon
Physarum daamsii Nann.-Bremek. (myxomyceet)
Jan Eduard Helenus Ferguson trok eind jaren veertig de aandacht van de Leidse mycologiestudent Kees Bas vanwege zijn nauwgezette studie van de paddenstoelen in zijn directe omgeving: de bossen van Ede. Kees ging er zelfs vanuit Leiden op de fiets naar toe om deze man te leren kennen, wat hem bij aankomst op een reprimande kwam te staan, omdat Kees "te laat" was!! Daarna gingen zij samen het bos in. Het was deze Fergusun die de speciale aandacht die Kees Bas later voor het genus Amanita zou ontwikkelen in hem wakker maakte, want in Ede zag Amanita gemmata er in de ogen van Kees heel anders uit dan in de duinen bij Leiden (van A. gemmata heeft Kees later een hele studie gemaakt om tenslotte toch tot de slotsom te komen dat het niet om verschillende soorten en zelfs niet om verschillende variëteiten gaat).
Klik op de afbeelding van de Morielje om het origineel te bekijken.
Fergusun moet onder de indruk geweest zijn van het werk van Jakob Lange: de Flora Agaricina Danica, die in de jaren 1935-'40 tot stand gekomen was en blijkbaar had hij zich voorgenomen een vergelijkbaar werk voor Nederland te maken. Hiervan getuigt het zevendelige manuscript in het NMV-archief. Dit is geheel in potlood geschreven, maar een deel van de soortbeschrijvingen is al uitgetikt en een groot aantal soorten is prachtig afgebeeld. De tekeningen staan op lossen bladen of zijn soms uitgeknipt en al samengebracht op overzichtsbladen. Op deze overzichtsbladzijden zijn de bijschriften soms al met pen overgetrokken; het is duidelijk dat Fergusun nog volop bezig was het manuscript toen hij er om onduidelijke redenen mee ophield. Het is daardoor helaas onvoltooid gebleven, al zijn er mensen in de vereniging die er van droomden dat het ooit toch nog gepubliceerd zou kunnen worden, maar die klus is te groot en door de tijd achterhaald.
Klik op de afbeelding hieronder om toegang tot de map met het manuscript te krijgen.
Mels huisman was een stille kracht. In zijn eentje inventariseerde hij alle kilometerhokken in zijn omgeving. In de hokkenkaart van de Kartering is dit goed te zien!
Intussen maakte Mels ook studie van de Ascomyceten die hij rijkelijk documenteerde met foto's en microscopische detailtekeningen. Zo heeft hij een waardevol archief aangelegd dat via deze koppeling benaderd kan worden.
In Memoriam: Bas, 1966. Coolia 12(3-5): 35.
Minke Jansen, helaas op jonge leeftijd overleden, was de vrouw van Piet Jansen (op dat moment redacteur van Coolia) en moeder van Annelies en Gerrit. Allen hebben binnen de NMV hun sporen verdiend.
Minke had een LO-akte tekenen. Voor haar huwelijk werkte ze bij de Nederlandsche Spoorwegen en was onder andere betrokken bij het ontwerpen van stationspleinen. Bij haar huwelijk in 1949 werd ze ontslagen, zoals in die tijd gebruikelijk: geen getrouwde vrouwen bij de overheid en andere bedrijven!
Minke liet twee schetsboeken met aquarellen van paddenstoelen na, alsmede een aantal schetsjes die uiteindelijk hadden geleid tot het plaatje dat van 1966 tot en met 1977 het voorblad van Coolia zou sieren: een tekening van Coolia odorata (=Squamanita odorata), de Odeurzwam, die in 1918 was beschreven door Catharina Cool als nieuwe soort voor de wetenschap onder de naam Lepiota odorata.
De aquarellen kunnen worden bekeken door op de afbeelding van het schetsboek hieronder te klikken. U krijgt dan toegang tot een map in Googel Drive, waar vanuit u de originele bestanden kunt downloaden.
Volledige naam: Else Kalshoven-Biermans
Schilder/tekenaar.
Geboren te Aken, 29-07-1878, overleden te Zaltbommel, 17-03-1927
Opleiding: Academie voor de beeldende kunsten te Rotterdam, Zij studeerde ook in Brussel.
Leerling van: Frederik Nachtweh
Haar werk kenmerkt zich voornamelijk met bloemstillevens.
Werkzaam in Rotterdam, Brussel, Rotterdam, Amsterdam, Nijmegen en Zaltbommel
Mevrouw Kalshoven-Biermans heeft de NMV 129 prachtige aquarellen nagelaten. Deze aquarellen werden al tijdens de oprichting van de NMV in 1908 getoond. Daarna waren ze steeds te zien op door de NMV georganiseerde (jubileum-)tentoonstellingen. In 2018 werden twaalf van deze platen door de NMV op een jubileumkalender uitgebracht.
Volledige naam: Suzanna Gerdina de Lint
In Memoriam in: Natura 50: 11-12
Kunstschilderes te Den Haag, consul van de NMV voor Zuid-Holland, leidde paddenstoelenexcursies en publiceerde enkele malen in Fungus (o.a. over paddenstoelen in Nederlands Indië). Van haar zijn verschillende paddenstoelenschilderijen bewaard gebleven. Illustraties van haar hand zijn onder andere verschenen in 'Eenige eetbare en giftige paddenstoelen' (1943) en zij liet de vereniging twee boekjes na met aantekening en aquarellen van paddenstoelen. Deze boekjes kunnen online worden ingezien in Google Drive.
Eenige eetbare en giftige paddenstoelen met bereidingswijze der eetbare soorten
DR. H.A.A. van der Lek
1943
met 12 gekleurde afbeeldingen naar aquarellen van Suze de Lint
Suze de Lint
met A.C.S. Sweers
tijdens een excursie naar
Vijlen (L.) in 1939
In Memoriam Henk Piepenbroeki (1924-2010): Coolia 53(4): 165-166
In Memoriam Gerrie Piepenbroek-Groters (1928-2016): Coolia 59(3): 110-111
De Piepenbroekjes, een bijzonder echtpaar, tot op het allerlaatst trouw aan de paddenstoelen. Zij stonden voor de "Deventer methode", een methode om het grote publiek kennis te laten maken met paddenstoelen. Daarbij worden ieder jaar in het natuurgebied Bussloo wandelingen uitgezet, waarlangs bordjes worden geplaatst met wetenswaardigheden over paddenstoelen, zodat het wandelende en natuurminnende publiek hier wat meer naar zal kijken.
Sinds de vele jaren die Gerrie en Henk aan hun liefde voor paddenstoelen besteedden, vonden zij vele bijzondere soorten, die ter determinatie aan het specialisten werden aangeboden, omdat zij zelf geen microscoop bezaten. Het materiaal werd zorgvuldig verzameld, nauwkeurig beschreven en op een klein stoofje gedroogd. Hierbij viel op dat het inderdaad altijd om bijzonderheden ging: blijkbaar was hun kennis zo groot dat van het opsturen van 'gewone', maar niet herkende paddenstoelen nooit sprak was!
De speurtochten naar paddenstoelen werden trouwens niet uit de losse pols georganiseerd. Jarenlang werden vergunningen aangevraagd om paddenstoelen te mogen inventariseren in hun geliefde natuurgebied 'Windesheim', waarvan zorgvuldig uitgeschreven waarnemingenlijsten werden bijgehouden; ieder jaar ontvingen Staatsbosbeheer en de paddenstoelenkartering van de NMV een prachtig en uitvoerig, geheel met de hand geschreven rapport.
Hieronder het rapport uit 1997. Door op de cover te klikken, wordt toegang verkregen tot de Drive-map waarin dit volledige rapport is opgeslagen. In 2008 vescheen een verslag op basis van dit rapport in Coolia: Coolia 51: 49-71.
In memoriam Albert Sieders: Coolia 35: 73.
Albert Sieders was een bescheiden man die zich niet op de voorgrond drong. Hij was daarom ook niet erg bekend binnen de vereniging. Maar lokaal en binnen de Werkgroep Mycologisch Onderzoek IJsselmeerpolders werd zijn kennis gewaardeerd en was hij jarenlang actief. Ook betrok hij bevriende mycologen als Maarten van Vuure, Gerrie en Henk Piepenbroek en de Tjallingiis bij zijn onderzoek van de Noord-Veluwe.
Hij onderscheidde zich door zijn vele nauwkeurige observaties, nieuwe vondsten van soorten en de prachtige potloodtekeningen die hij van veel vondsten maakte. Zijn albums zijn digitaal bewaard gebleven. U kunt ze hier bekijken.
Wat hem blijvend aan de vergetelheid onttrekt zijn zijn aantekeningen en een omvangrijk herbarium. In 2022 zijn meer dan 2550 gecontroleerde vondsten uit de periode 1965-1992 opgenomen in de Verspreidingsatlas. Afkomstig uit zijn herbarium en zijn notitieboeken. Daaruit weten we nu bijvoorbeeld dat de eerste Valse Teervlekkenzwam reeds in 1983 gevonden is en niet in 2008.
Aan zijn herbarium wordt nog steeds gewerkt en dit zal ongetwijfeld nog meer bijzondere vondsten opleveren.
Albert heeft zijn werkzame leven in het onderwijs doorgebracht. Zijn zoon Henk vertelde dat hij al heel vroeg met paddenstoelen bezig was en als hoofdonderwijzer van één van de lagere scholen bij Winterswijk al boeiende paddenstoelententoonstellingen samenstelde. Midden zestiger jaren verhuisde hij naar Epe waar hij tot zijn pensionering leraar aan de Huishoudschool was. Hij was daar tot ver in de omgeving ook het aanspreekpunt voor een ieder die meende een bijzondere paddenstoel te hebben gevonden.
In Memoriam Frans Stokman: Coolia 59: 170.
Frans Stokman is vele jaren actief geweest in de Werkgroep Mycologisch Onderzoek IJsselmeerpolders. Al die jaren documenteerde hij de bijzondere vondsten nauwgezet in aquarel. De deel van deze aquarellen kan worden bekeken in Google Drive. Om tijd te besparen maakte Frans van diverse vondsten kleine aquarelletjes met daarbij de naam en enkele relevante gegevens. Deze kwamen in een map, die door hem "Mijn geheugen" werd genoemd. Frans was ook de kunstenaar die het bord maakte voor het in 2008 ter ere van het 100-jarig bestaan van de NMV door Natuurmonumenten geschonken paddenstoelenreservaat "Leemringveld".
Levensverhaal
Op 3-12-1923 werd Frans geboren te Amsterdam in de Indische buurt. Na de lagere school ging hij, daar zijn vader en grootvader huisschilder waren, naar de opleiding voor huisschilder aan de ambachtsschool en hierna ook als huisschilder bij een baas aan het werk. Na de oorlog kwam hij in dienst bij de gemeente Amsterdam en klom op van huisschilder tot opzichter. In zijn schaarse vrije tijd maakte Frans schilderijen en aquarellen. Ook zijn grootvader en vader schilderden graag en later hadden zijn eigen zoon en zijn kleinzoon dezelfde hobby.
Op latere leeftijd ging Frans met het gezin (ze konden zich inmiddels een autootje permitteren) 's zomers naar de Veluwe waar hij mooi gekleurde paddenstoelen zag, waarvan hij aquarelletjes maakte. Hij wilde natuurlijk weten hoe die zwammen heetten en kocht daartoe Elseviers Paddestoelengids en schrok van het grote aantal soorten. Gelukkig ontmoette hij in het Amsterdamse bos toen hij een groepje inktzwammen fotografeerde, John Reijnders, die hem kon vertellen welke soort het was en hem attent maakte op de NMV. Frans werd lid en werd getroffen door de vriendschappelijke sfeer tijdens de excursies en bouwde zo in de loop van de jaren een steeds grotere soortenkennis op. Samen met zijn vriend Guus Sluyter trok hij naar Flevoland en werd hij lid van de Werkgroep Mycologisch Onderzoek IJsselmeerpolders en ontwikkelde zich onder de bezielende leiding van Piet Jansen, Frans Tjallingii en Ger van Zanen tot een deskundig paddenstoelenkenner met een voorkeur voor kleine Ascomyceten en Galerina's. Om tijd te besparen maakte Frans van diverse vondsten kleine aquarelletjes met daarbij de naam en enkele relevante gegevens. Deze kwamen in een map, die door hem "Mijn geheugen" werd genoemd (altijd wanneer hij iets wilde naslaan in het veld zei hij zoiets als: "even mijn geheugen raadplegen"). De map was van grote waarde bij het op naam brengen van veel kleine paddenstoelen. Bekijk het "Geheugen van Frans".
In 2012 ontving Frans een koninklijke onderscheiding.
Paddenstoelenparadijs
In de Noordoostpolder is op 20 november 2008 het paddenstoelenreservaat geopend. Het gebied, Leemringveld 2 geheten, zal het karakter krijgen van een boomweide. Zodra de toplaag van dit voormalig akkerland verwijderd is, kan begonnen worden met het planten van jonge bomen. Omdat het grenst aan een mycologisch zeer interessant deel van het Voorsterbos, is er goede hoop dat dit terrein zal uitgroeien tot een paradijs voor paddenstoelen.
Midden in dit 60 hectare grote en vrij toegankelijke paddenstoelenreservaat is de NMV Linde geplant, waarvoor het geld bijeen is gebracht door een dertigtal leden van onze vereniging. Om bezoekers idee te geven van hoe een boomweide eruit gaat zien (het zal immers nog tientallen jaren duren, voordat het ergens op begint te lijken), heeft Frans Stokman in opdracht van Natuurmonumenten (de beheerder van het terrein) het aankondigingsbord geschilderd.
In Memoriam Dien Tjallingii (1907-1990): Coolia 33(3): 57
In Memoriam Frans Tjallingii (1909-2007): Coolia 50(4): 169-170
De Tjallingii's vormden wellicht het bekendste mycologenechtpaar uit de geschiedenis van de NMV. Tijdens hun actieve jaren ‒ beiden zijn actief gebleven tot hun respectievelijke dood op 83- en 98-jarige leeftijd ‒ leidden zij wekenlijks de werkgroepavonden in Wageningen die levendig en altijd druk bezocht waren. Voor velen waren Frans en Dien leermeesters. Als auteur van 'Het geslacht Pholiota' (1987) verwierf Dien bovendien landelijke bekendheid; dit was een van de populaire "monografietjes" op het gebied van paddenstoelen in ons land die werden uitgegeven door de KNNV.
Frans en Dien lieten een groot aantal stukken na aan het archief, waaronder 21 mappen (die 4687 bladzijden aan multoblaadjes bevatten!) met aantekeningen, tekeningen van materiaal dat zij determineerden, kopieën van bladzijden uit zeldzame relevante literatuur bij hun vondsten en correspondentie over dat materiaal. Al die mappen zijn gescand. Door op de scan van het multoblaadje te klikken wordt toegang verkregen tot de cloud en kunnen alle mappen worden ingezien.
Vernoemde paddenstoelen:
Entoloma tjallingiorum Noordel.
Inocybe tjallingiorum Kuyper
Nico Hubbeling maakte en schonk deze aquarel van Entoloma tjallingiorum.
Frans en Dien Tjallingii kregen in 1981 het erelidmaatschap toegekend.
In Memoriam: Aa, H.A.A. van der. 2002. In Memoriam Gerard de Vries (1919 – 2005). Coolia 48(4):173-175
Gerard de Vries was een markant figuur in Baarnsche kringen. Hij was als beroepsmycoloog verbonden aan het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) waar hij de door hem in 1948 opgerichte afdeling Medische Mycologie leidde tot zijn pensionering in 1984. Reeds in zijn schooltijd was hij geïnteresseerd in paddenstoelen en vogels. Een groot deel van zijn leven tekende en schilderde Gerard; in Baarn, zijn woonplaats, genoot hij aanzien als kunstschilder. Hij liet dan ook duizenden tekeningen, aquarellen en schilderijen na. Een groot deel van al het werk is aan de NMV geschonken en bevindt zich in het archief van de vereniging.
In 1952 promoveerde Gerard op het geslacht Cladosporium (met soorten die van belang zijn voor de medische mycologie, de plantenziektekunde en de industrie), maar vanaf 1955 ontwikkelde hij zich voornamelijk uit liefhebberij tot Nederlands grootste truffelspecialist. Zijn publicaties maakten hem tot Europees expert.
Wetenschappelijke publicaties
Er zijn heel publicaties van Gerard de Vries te vinden in Fungus en Coolia. In 1971 publiceerde Gerard bij de KNNV een wetenschappelijke mededeling over truffels: 'De Fungi van Nederland: Hypogaea'. Dit werkje is nog steeds een van de belangrijkste determinatiewerken op het gebied van truffels. Het is te downloaden via de publicatiepagina. In het archief van de NMV bevindt zich een onvoltooid manuscript van Gerard de Vries over truffels. Het is niet duidelijk of dit een Europese monografie moest worden of een wereldmonografie.
Zeer veel werk van Gerard is gescand en online opgeslagen in Google Drive.
In 1954 kreeg Gerard van schooldirecteur Abraham Middelhoek (Akademie voor Kunst en Industrie te Amsterdam) het verzoek bij diens paddenstoelenaquarellen een boekje te schrijven, waarin 36 algemene soorten behandeld werden. Van de aquarellen werden twee schoolplaten uitgegeven.
Gerard plakte aquarellen van zichzelf op stukjes karton en stuurde die als ansichtkaart naar vrienden; dit kaartje was voor Friedjof van den Bergh. Ook onderstaande schildering was een cadeau aan Friedjof van den Bergh.
Kaartje voor
Huub van der Aa:
Amanita alcoholica.
In Memoriam: Kuyper, Th.W. 2002. In Memoriam Maarten van Vuure. Coolia 45: 1-3
Maarten van Vuure gold als dé Russula-kenner van ons land. En hij was een amateur! Zijn laatste publicatie betrof de "Checklist van Russula in Nederland", Coolia 35 Supplement, 1992. In 1995 ontving hij de Cool & Van der Lekprijs voor zijn bijdragen tot de kennis van de Nederlandse Russula's.
Maartens kennis was geen privé-zaak. Op excursies en werkweken toonde hij graag zijn vondsten aan anderen en legde hij uit hoe een bepaalde Russula, ondanks de bedrieglijke variatie in kleur, toch herkend kon worden aan bepaalde eigenaardigheden binnen dat kleurengamma, en aan andere eveneens subtiele kenmerken als geur en smaak.
Maarten maakte tevens fraaie aquarellen van paddenstoelen. Hieronder enkele voorbeelden:
Jaarsveld, A. (1962): In Memoriam Professor Dr. Johanna Westerdijk 4 januari 1883 - 15 november 1961. Coolia 9: 3-8.
Prof. Dr. J. (Johanna, ook wel "Hans") Westerdijk
Medeoprichter van de NMV in 1908
Benoemd tot erelid van de NMV in 1958.
Directrice van het fytopathologisch laboratorium "Willie Commelin Scholten" in Amsterdam en later van het Centraal Bureau voor Schimmelcultures (CBS) te Baarn. Eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland, onder wie 25 vrouwen promoveerden.
2017 Westerdijkjaar
Op 10 februari 2017 is het 100 jaar geleden dat Johanna Westerdijk haar oratie hield aan de Universiteit Utrecht als eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Ter ere van dit honderdjarig jubileum is het CBS definitief is omgedoopt tot Westerdijk Instituut. In het 'Westerdijkjaar' stonden verschillende organisaties stil bij haar verdiensten voor de wetenschap en de positie van vrouwen in de wetenschap.
Vernoemde schimmels:
Aspergillus westerdijkiae Frisvad & Samson
Gyrothyrium westerdijkiae Arx
Helicodendron westerdijkae Beverw.
Pestalotiopsis westerdijkii Steyaert
Torulopsis westerdijkiae E.K. Novák & Vitéz
Westerdykella Harry J. Zwart (14 soorten tot 10-2-2017)
Westerdykella centenaria Harry J. Zwart, 2017 (100 jaar Westerdijk)
Boven de deur van haar laboratorium hing de tekst:
'Werken en feesten vormt schoone geesten'
Gerard Swanenburg de Veye en Johanna Westerdijk in 1958 bij het vijftigjarig jubileum van de NMV, waar Johanna haar erelidmaatschap ontving.
In Memoriam (2002): Ter herinnering aan Jannie van Zanen-Delver, 1936-2001. Coolia 45: 4.
Jannie van Zanen, echtenote van Ger van Zanen, ging altijd mee op excursies en werkweken van de KNNV en de NMV. Van veel paddenstoelen die zij samen vonden - en daarvan werden er heel veel gevonden in de IJsselmeerpolders, omdat Ger en Jannie daar heel actief waren - maakte Jannie tekeningen. Deze tekeningen dragen soms nummers die corresponderen met het herbarium van Ger, wat inhoudt dat bij deze tekeningen het originele materiaal bewaard is gebleven. Haar tekeningen betreffen steeds kleurpotloodtekeningen, waarbij Jannie vrijwel geen omlijning van zwart potlood gebruikte, maar de contouren aangaf met de kleur die de paddenstoel had. Het gevolge hiervan is dat sommige tekeningen wat onduidelijk zijn, omdat de paddenstoel vrijwel dezelfde kleur heeft als het papier. Dat is lastig om met behulp van een scan tot uitdrukking te brengen; men moet de originele scan bovendien vergroot bekijken. Een ander aspect is dat Jannie af en toe probeerde met geweld een bepaald kleureffect te creëren, waarbij zij dan of heel lang op dezelfde plek bleef doorkleuren óf bijkans door het papier heen prikte. Hierdoor lijkt het of het papier gekreukeld is waardoor het tijdens het scannen glansplekken heeft gekregen: het bobbelt, doordat het papier op bepaalde plekken uitrekte. Dat is met scannen ook niet meer vlak te krijgen; het papier is domweg misvormd.