Geschiedenis van de Paddenstoelenkartering

Bij de jaarlijks terugkerende gezamenlijke excursies van de Nederlandse Mycologische Vereniging (NMV) was er altijd één persoon die bijhield wat er allemaal gevonden werd: Jan Frencken. Hij was de eerste "schrijver" van de kartering. Daarnaast verdwenen de meeste gegevens die door mycologen verzameld werden in opschrijfboekjes in kasten, onbereikbaar voor gebruik.
Toen men begon te vermoeden dat bepaalde soorten zeldzamer werden en andere algemener, begon men zich af te vragen of er niet wat met de oude opschrijfboekjes gedaan kon worden. In 1979 nam Eef Arnolds (indertijd verbonden aan het inmiddels opgeheven Biologisch Station te Wijster) daarom het initiatief om een karteringsproject op te richten en zo ontstond in maart 1980 de Werkgroep Paddenstoelenkartering Nederland (WPN). In 2015 is de werkgroep veranderd in een commissie en daarmee veranderde de naam in Karteringscommissie (KC).

Coördinatie

Vanaf de oprichting t/m 1992 was de algemene coördinatie van de - toen nog - WPN in handen van Elisabeth Jansen, werkzaam bij het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN), later Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO). Vanaf 1993 t/m 2002 coördineerde Bernhard de Vries (verbonden aan het Biologisch Station te Wijster) de werkgroep en met ingang van 2003 heeft Aldert Gutter de coördinerende taken overgenomen. Nadat Eef Arnolds (voorzitter) in 2012 met de kartering gestopt is, is de coördinatie eind 2013 overgenomen door een nieuw driemanschap (de kerngroep) en zijn de taken opnieuw verdeeld.  In 2015 veranderde de Werkgroep in een Commissie onder verantwoordelijkheid van het NMV-bestuur.

Districtscoördinatoren

In de periode van Bernhard de Vries groeide de kartering enorm, doordat steeds meer mensen gingen meedoen, met als gevolg dat de gegevensstroom steeds groter werd. Dat kon Bernhard alleen niet meer bemannen en toen zijn de districten ingesteld met aan elk hoofd een districtscoördinator. Deze mensen ontvangen, controleren en verwerken de gegevens uit de eigen regio, voordat ze worden doorgestuurd naar de bestandsbeheerder.

Gegevens

Aanvankelijk konden nieuwe gegevens worden ingebracht middels een 'voorlopige streeplijst', Daarna werden er formulieren ontworpen en een "Handleiding" samengesteld. In 1984 verscheen de "Standaardlijst van Nederlandse Macrofungi" die dienst deed tot het einde van 1995 toen het "Overzicht van de paddestoelen in Nederland" verscheen. Vanaf de tijd dat alles goed georganiseerd was, kwam er een grote stroom gegevens binnen. De hoeveelheid meldingen nam in de loop der jaren zelfs explosief toe. Ook veel oude lijsten en rapporten werden doorgespit en verwerkt. Een topjaar was 1991, waarin de KNNV zorgde voor tienduizend meldingen van de Vliegenzwam (Amanita muscaria).
De tot nu toe ingevoerde waarnemingen dateren van het begin van de 20e eeuw (zelfs enkele waarnemingen daarvóór) tot heden.
Het invoeren en opslaan van de digitale gegevens berustte de eerste jaren bij Staatsbosbeheer (SBB). Vervolgens werd die taak overgenomen door het Biogeografisch Informatie Centrum (BIC) en tenslotte zorgde het Informatie- en Kenniscentrum Natuurbeheer (IKCN) voor de verwerking en het beheer van de input. Door het verdwijnen van subsidies kon het invoeren en beheer van waarnemingen niet meer worden uitbesteed.  Vanaf het jaar 1995 heeft  Ad van den Berg deze taak op zich genomen. In 2015 is het beheer van het waarnemingen bestand overgedragen aan Martin Gotink en bleef Ad beheerder van het soortenbestand. Lange tijd konden de gegevens worden aangeleverd met het speciale invoerprogramma 'Spot' (een paddenstoelenvariant op de oerversie 'Frog').
In 2015 is ‘Spot’ vervangen door het op Excel gebaseerde PaKa-NL formulier dat op de computer ingevuld kon worden.
Vanaf 2022 kunnen karteerders hun waarnemingen invoeren via Verspreidingsatlas en/of de VERA-app.