Methodiek

Hieronder volgt het protocol voor het Meetnet bospaddenstoelen.

  1. Kies een kilometerhok dat je wilt monitoren op https://www.verspreidingsatlas.nl/projecten/nmv/bospaddenstoelen/. Voor dit meetnet kun je elk kilometerhok reserveren met bossen (zowel loof-, gemengd als naaldbos) of lanen op de pleistocene zandgronden in Noord-, Oost-, Midden- en Zuid-Nederland, alsmede in de duinen.
  2. Kies in het kilometerhok een vaste route van 0,5 tot 1 kilometer (langer mag ook) die je gemakkelijk kunt volgen. Indien je proefvlakken hebt uit het bosmeetnetprogramma van voor 2017, dan is het verstandig om deze in je route te integreren. En voorbeeld van een route binnen een kilometerhok (blauwe lijn) vind je in onderstaande figuur. Rood: ligging van de voormalige proefvlakken.

  1. Jaarlijks wordt hetzelfde kilometerhok gemonitord. Indien je meerdere kilometerhokken telt en dit teveel tijd in beslag neemt, kunnen de hokken over meerdere jaren verdeeld worden. Ten behoeve van de verwerking van de gegevens is het belangrijk dat voldoende kilometerhokken jaarlijks geteld worden, maar het is mogelijk regelmatig een ander kilometerhok te tellen als je dat liever doet.
  2. Het kilometerhok wordt driemaal per jaar bezocht, waarbij het eerste bezoek vroeg in het seizoen ligt vanwege de aanwezigheid van vroeg fructificerende soorten en de beide andere bezoeken tijdens de piek van het seizoen. Dus bijvoorbeeld een telling in augustus en de tellingen twee en drie tussen eind september en half november. Meer dan drie bezoeken mag uiteraard ook. Voor laat fructificerende soorten zoals Groene schelpzwam en Dennenslijmkop is een bezoek later in het jaar gewenst.
  3. Het is verstandig om het kilometerhok te bezoeken als je een redelijke kans hebt op het vinden van paddenstoelen, bijvoorbeeld enkele dagen tot een week nadat er voldoende regen gevallen is.
  4. Het is verstandig om tussen de bezoeken een periode te hebben van drie tot vier weken.
  5. Niet alle vruchtlichamen worden geteld. Volstaan kan worden met het geven van aantalsindicaties: 1 = 1-3 vindplaatsen; 2 = 4-20 vindplaatsen; 3 = > 20 vindplaatsen. Veel tellers hebben moeite met het begrip `vindplaats’ of `groeiplaats’. Wat is een nieuwe groeiplaats? Hoe ver moeten paddenstoelen uit elkaar groeien om van een nieuwe groeiplaats te kunnen spreken? Voor bodembewonende soorten geldt als richtlijn dat een groep die zo’n 10 meter verderop staat een nieuwe groeiplaats is. Voor houtbewonende soorten op oude (laan)bomen (eik, beuk en dergelijke) is iedere boom als nieuwe groeiplaats te beschouwen. Dit geldt ook voor dode stammen en takken. Maar let daarbij op verzaagde bomen, in dat geval is het een groeiplaats. Alle vruchtlichamen binnen een groeiplaats tellen als één groeiplaats. Het is daarbij niet van belang of er een exemplaar staat of meerdere.
  6. In principe worden de vier typische soorten en de 138 begeleidende soorten geregistreerd die deel uitmaken van het bospaddenstoelenmeetnet. Tel enkel de soorten die je kent. Ook als je een of enkele soorten telt kun je een belangrijke bijdrage leveren aan het meetnet. Het is dus mogelijk om een enkele soort, bijvoorbeeld Pruikzwam, te tellen. Maar net zoals het geval is bij de andere paddenstoelenmeetnetten mogen overige waargenomen soorten gemeld worden.
  7. Bij het invoeren van de gegevens in het meetnetportaal is naast de naam en de aantalsindicatie het invoeren van de habitat verplicht. Substraat en Organisme zijn facultatief, maar invullen hiervan is wenselijk. Een foto toevoegen is facultatief.
  8. Gemelde overige soorten dienen te voldoen aan de in de Standaardlijst van Nederlandse paddenstoelen (Arnolds & Van den Berg, 2013) gemelde validatiecriteria. Geef enkel die soorten op waarvan je zeker bent.
  9. Zorg ervoor dat je een onderzoeksvergunning hebt van de terreinbeheerder.

 

Bijzondere situaties

  1. De route ligt in een laan in een niet bosrijke omgeving. Je kunt je voormalige proefvlak als uitgangspunt blijven nemen, maar kijk ook in de laan in de directe omgeving van het proefvlak, of zet een route uit langs de laan waarbij je op de heenweg de ene kant van de laan monitort en op de terugweg de andere.
  2. Het kilometerhok ligt in twee van elkaar gescheiden natuurgebieden. Zet je route dan zo uit dat deze binnen een natuurgebied ligt. (uiteraard staat het je vrij om ook het andere terrein te bezoeken, maar dit kan zorgen voor extra onderzoekinspanning). Zie voor een voorbeeld figuur 4, waarbij gekozen is om enkel in het terrein oostelijk van de weg te monitoren.