Meetnet moerassen en venen: begeleidende soorten

De belangrijkste begeleidende soorten stellen we op deze pagina aan je voor...
We zijn er ons van bewust dat een lijst van begeleidende soorten nooit volledig is. Ook zal het in de praktijk zo zijn dat in het veld, in je gekozen km-hok de vegetatie niet homogeen zal zijn. We hebben hier de soorten opgenomen die in het OBN Preadvies Paddenstoelen als kenmerkend voor de moerassen en moerasbossen worden aangegeven. Het zal ook duidelijk zijn dat je meer soorten kunt verwachten, bijvoorbeeld als er in een berkenbroekbos een Eik of Den blijkt te staan: je zult dan de mycorrhizabegeleiders van deze boomsoorten kunnen aantreffen, alsmede afbrekers van strooisel en hout. Probeer echter de excursielijstjes zo zuiver mogelijk per habitattype te maken, dat is ook beter voor de statistische verwerking door het CBS.

Enkele groepen begeleidende soorten staan op een eigen pagina:
Boleten
Gordijnzwammen
Melkzwammen & Russula's
Mosklokjes
Satijnzwammen
Trechtertjes


Moerasmosoortje (Arrhenia lobata)

MoerasmosoortjeHet moerasmosoortje is gemakkelijk te herkennen aan zijn gelobde-gekroesde vruchtlichamen met aderige plaatjesachtige structuur aan de onderzijde en bleke kleuren. Hij groeit parasitair op allerlei mossen en wordt ook wel in venige gebiedjes aangetroffen.
Knop naar Verspreidingsatlas

 

 

 


Inktzwammen (Coprinopsis spp.)

In moerasgebied en rietland komen twee kenmerkende inktzwammetjes voor: de Gespikkelde halminktzwam (Coprinopsis tigrinella) en de Grijzige halminktzwam (Coprinopsis kubickae). Beide inktzwammetjes behoren tot Coprinus subsect. Alachuani in deel 6 van de Flora agaricina neerlandica, gekenmerkt door wit velum op de hoed dat opbreekt in viltige of harige vlokjes, bestaande uit dunwandige, vaak (sterk) diverticulate elementen. Beide soorten zijn gespecialiseerd op halmen van grassen in moerassige habitats. De verschillen zijn als volgt:

1a velum okerbruin; sporen vrij breed, met een Q-waarde tussen 1.05 en 1.2; elementen van het velum spits

Gespikkelde halminktzwam (Coprinopsis tigrinella)

bekijk een foto op swampe.dk
Knop naar Verspreidingsatlas

1b velum donker sepiabruin, vooral in het centrum van de hoed; sporen iets minder breed, met een Q-waarde tussen 1.2 en 1.3; elementen van het velum met afgeronde uitsteeksel

Grijzige halminktzwam (Coprinopsis kubickae)

bekijk een foto op swampe.dk
Knop naar Verspreidingsatlas


Schelpjestaailing (Gloiocephala menieri)

Schelpjestaailing(in oudere boeken als Marasmius menieri)
Dit uiterst zeldzame, kleine taailingetje groeit op riet en is niet zo gemakkelijk te vinden, Daarom is de verspreiding in Nederland ook slecht bekend. De hoedjes zijn min of meer schelpvormig, roze-oker, 1-3 (maximaal 5) mm in doorsnee en zitten ofwel met hun rug op het substraat, of met een minieme, gereduceerde, vaak zijdelingse donkere gekleurde steel. De plaatjes zijn gereduceerd tot een paar adertjes onder de hoed, die vaak onderling verbonden zijn (anastomoserend).
Knop naar Verspreidingsatlas


Rietwieltje (Marasmius limosus)

RietwieltjeHet Rietwieltje is een miniatuuruitgave van het gewone Wieltje (M. rotula) met vuilwitte hoedjes van 1-5 mm doorsnee, enkele plaatjes (5-9) die aan een kraagje (collarium) zijn vastgehecht, en een glad, haardun steeltje, dat naar de basis toe zwart wordt. De soort groeit op allerlei grasachtigen, inclusief Riet, maar ook op Zeggesoorten en Lisdodde, vaak op de lagere delen waar het permanent vochtig is. Vaak in grote aantallen.
Knop naar Verspreidingsatlas

 

 


Mycena's (Mycena spp.)

Twee typische begeleiders worden hier besproken:

VeenmosmyecanVeenmosmycena (Mycena concolor)

Dit is een zeldzame, ernstig bedreigde soort die hier en daar in hoogveen gebieden is aangetroffen. Er is slechts 1 melding van na 1990. Het is een kleine Mycena, met een tot 2 cm breed, grijs tot bijna zwart, klokvormig hoedje, breed aangehechte, soms iets aflopende, grijze plaatjes, en een glad, bruingrijs steeltje. Hij groeit onder andere op levend veenmos, maar is in het buitenland ook bekend van veen en strooisel van loofbomen (Els).
Knop naar Verspreidingsatlas

 

RietmycenaRietmycena (Mycena belliae)

De Rietmycena is een opvallend paddenstoeltje, dat geheel is gespecialiseerd op Rietstengels, waar hij, vaak vlak boven de waterlijn, alleen of in bundeltjes groeit. Het is een opvallend en gemakkelijk te herkennen paddenstoel met tot 3 cm brede, bleke hoedjes, vaak met een duidelijke centrale deuk, sterk aflopende, witachtige plaatjes, en een relatief lange, bleke steel.
Knop naar Verspreidingsatlas

 

 


Zwavelkoppen (Hypholoma spp.)

In moerassige gebieden met veenmos kun je geregeld twee zwavelkoppen tegenkomen, nl de Bleke moeraszwavelkop, Hypholoma elongatum en de Modderzwavelkop, Hypholoma subericeum. Ze zijn gemakkelijk uit elkaar te houden:

Bleke moeraszwavelkopBleke moeraszwavelkop (Hypholoma elongatum)

Hoed geel, oker tot geelbruin, vaak met lichter randje, vaak duidelijk doorschijnend gestreept, sterk verblekend bij uitdroging; plaatjes eerst bleek, dan donker grijsbruin door de rijpe sporen, nooit met violette tinten en met een weinig opvallend snede.
Knop naar Verspreidingsatlas

 

 

 

ModderzwavelkopModderzwavelkop (Hypholoma subericaeum)

Hoed levendig oranjegeel tot oranjebruin, verblekend bij uitdrogen, en dan vaak met een olijftint; plaatjes grijsbruin met een purper-violette tint als de sporen rijp zijn, met een opvallende afstekende witte rand.
Knop naar Verspreidingsatlas

 

 

 

 


Slank kaalkopje (Psilocybe turficola)

Slank kaalkopjeDit kaalkopje is de enige vertegenwoordiger van het geslacht dat is geassocieerd met veenmos. De kegelvormige hoedjes zijn donkerbruin, glad en iets kleverig en diep doorschijnend gestreept; de plaatjes zijn purperbruin; de steel bruin en glad. Hij heeft geen opvallende geur of smaak. De correcte naam is tegenwoordig Psilocybe atrobrunnea (Persoonia 34).
Knop naar Verspreidingsatlas

 

 


Berkenridderzwam (Tricholoma fulvum)

BerkenridderzwamDe Berkenridderzwam is een algemene begeleider van Berk op vochtige plekken en in Berkenbroekbos. Het is een meestal vrij forse paddenstoel met een roodbruine, vaak wat vlekkerige, gladde hoed, die soms aan de rand wat gevoord is, bleke plaatjes, die vaak geel kleuren in de loop van de tijd en ook vaak bruine vlekjes hebben, en een relatief lange, slanke steel die met rossige vezels is bedekt. Hij groeit vaak in grote groepen.
Knop naar Verspreidingsatlas

 

 


Kruidveertje (Pterula gracilis)

KruidveertjeDit minuscule zwammetje ziet er uit als een onvertakt knotszwammetje, is wittig tot grijzig, enkele mm hoog, en bezet met heel fijne haartjes (loep!) Typisch voor (veenmos) rietland waar hij groeit op riet en andere grasachtigen, pitrus, en stengels van kruiden. Het is een soort waar je op gewezen moet worden, anders zie je hem gemakkelijk over het hoofd. Zie ook het stukje over deze soort in de Drentse Atlas (II: 261).
Knop naar Verspreidingsatlas