Meetnet moerassen en venen: Mosklokjes
Mosklokjes (Galerina spp.) zijn lastig uit elkaar te houden. Vaak moet je ze uitvoerig microscopiseren om tot een betrouwbare determinatie te komen, andere kun je met enige oefening ook al in het veld herkennen. Naast het Kaal veenmosklokje, dat als typische soort voor het moerasproject is aangewezen, zijn er nog een paar andere mosklokjes die vaak in associatie met veenmos worden gevonden. Het is zaak om die goed uit elkaar te houden.
Sleutel tot de Mosklokjes geassocieerd met veenmos (Sphagnum)
1a Velum aanwezig als gordels op de steel en/of een duidelijk ringetje ➜ 2
1b Velum (vrijwel) afwezig, hooguit als verspreide vezeltjes op hoed en steel; ringetje afwezig ➜ 3
2a Steel met een geprononceerd, wit, vliezig ringetje; basidia 2-sporig; sporen 11-13 (-14) x 5.0-7.0 μm, fusiform, met een zwakke en lage ornamentatie
Witgeringd mosklokje (Galerina jaapii)
2b Steel met gordels van bleekbruin velum, soms ook als een vezelig ringetje; hoed vaak ook met velumresten, basidia 4-sporig; sporen 8-10(-11) x 5-6.5 μm, fijn wrattig
Vlokkig veenmosklokje (Galerina paludosa)
3a Sporen vrijwel glad en gemarmerd; cheilocystiden lageniform ➜ 4
3b Sporen duidelijk (fijn) wrattig; cheilocystidia tibiiform (met een min of meer afgerond knopje ➜ 5
4a Sporen 9-11(-12) x 6-6.5 μm
Hoogveenmoskokje (Galerina sphagnorum)
4b Sporen (6,6)7-9(10) x 4.5-5.5(6) μm, vaak met een iets loslatende epispore
Melig mosklokje (Galerina farinacea)
5a Vruchtlichamen relatief bleek voor een mosklokje: oker-bruin tot geelbruin; sporen 8-9(10) x 4,5-5,5(6) μm
Turfmosklokje (Galerina stordalii)
5b Vruchtlichamen tamelijk donkerbruin; sporen 9-10(11,3) x 5,5-6(6,5) μm
Kaal veenmosklokje (Galerina tibiicystis)
Foto en beschrijving bij typische soorten.