Meetnet moerassen en venen: Satijnzwammen
Onder de satijnzwammen (Entoloma spp.) zijn verschillende soorten die in moeras- en veengebieden kunnen worden gevonden.
Zeggesatijnzwam (Entoloma albotomentosum)
Deze soort, die in Nederland een voorkeur lijkt te hebben voor dode bladeren en bladscheden van zeggen (Carex) is ook wel op riet aangetroffen. Het is een klein, wit paddenstoeltje, met hoedjes tot 2.5 cm doorsnee. De plaatjes staan wijd uit elkaar, eerst wit dan roze van de sporen en lopen vaak iets af op de steel. De steel is soms centraal, maar vaker ook excentrisch of lateraal, en kan soms ook ontbreken, zodat het paddenstoeltje aan een oorzwammetje doet denken.
Knophaarsatijnzwam (Entoloma cuspidiferum)
Dit is een typische paddenstoel van veenmosrietland en venige oevers van (duin)meertjes. Hij heeft de habitus van een mycena, met een kegelvormige later uitgespreide, bruine hoed, die iets doorschijnend gestreept is. De lange steel is bepoederd aan de top. Deze zwam heeft ook een kenmerkende radijsachtige geur. De haren aan de top van de steel zijn onder het microscoop gezien lang, cilindrisch, met een duidelijk afgegrensde bolvormige knop.
Moerassatijnzwam (Entoloma favrei)
Dit is meer een soort voor Berkenbroekbos, waar dit onopvallende kleine bruine paddenstoeltje groeit in de humus. Het doorschijnende bruine hoedje meet ongeveer 1-2 cm, de steel is iets berijpt met geknopte cystiden. Hij is tengerder dan de Knophaarsatijnzwam, die in andere milieus voorkomt en bovendien grotere anders gevormde sporen heeft.
Grootsporig staalsteeltje (Entoloma cyanulum)
Dit is een klein diep blauw paddenstoeltje, met weinig plaatjes, een glanzende blauwe steel en een sterk doorschijnende blauwe hoed. De basidia zijn tweesporig en de sporen zijn derhalve ook naar verhouding groot en veelhoekig.
Bruingerande satijnzwam (Entoloma fuscomarginatum)
Deze en de Veenmossatijnzwam (zie hieronder) zijn twee nauw verwante soorten met een middelbruine hoed, die niet helemaal glad is, maar bedekt met fijne vezeltjes, waardoor een matte totaalindruk ontstaat. Ze behoren tot het ondergeslacht Trichopilus, dat niet alleen door deze hoedhuidstructuur gekenmerkt is, maar ook door het bezit van geknopte cheilocystiden. Beide soorten komen voor in hoogveen, zowel levend als op uitdrogend veen en in vochtige heidevelden.
Veenmossatijnzwam (Entoloma elodes)
Zie bij de Bruingerande satijnzwam.
Blauwe satijnzwam (Entoloma nitidum)
Dit is een van de meest fraaie satijnzwammen met zijn middelgrote postuur en diep blauwe kleur van de hoed en steel. In tegenstelling tot het Grootsporig staalsteeltje is de hoed geheel mat en ondoorschijnend. De sporen zijn sterk afgerond en relatief klein (6-8 μm). Deze soort is typisch voor de humuslaag van bossen op voedselarme veen- of zandgrond, o.a. in Berkenbroekbos.
Roze moerasbossatijnzwam (Entoloma queletii)
Dit is een bijzondere paddenstoel, die tot nu toe alleen uit Berkenbroekbos op de Waddeneilanden bekend is, maar wellicht over het hoofd is gezien. Het is een kleine paddenstoel met een roze tot rozebruine hoed, en dito steel. Bijzonder echter is het feit dat de hoed een opvallende lila tint kan hebben, die snel verdwijnt onder invloed van het zonlicht. Je kunt dat het beste zien als er bijvoorbeeld een grasspriet op de hoed zit geplakt: als je die voorzichtig oplicht, dan komt de lila kleur tevoorschijn.
Grote veenmossatijnzwam (Entoloma sphagneti)
Dit is ook een buitenbeentje onder de satijnzwammen. Hij groeit in veenmos, vaak op plekken die aan het uitdrogen / afsterven zijn, soms in grote groepen, in hoogveen en berkenbroekbos. De hoed kan tot 6 cm groot worden, is vaak min of meer klokvormig en donkerbruin, soms zitten er kleine vezelige plekjes op; de plaatjes zijn roodbruin en de forse steel verbreed naar de voet, en is iets lichter en vezelig over de hele lengte.