Veldgids zeereep: Stuifballen (Tulostoma)

Als groep zijn de Stuifballen goed te herkennen, maar op soortniveau kan het lastig zijn. Gesteelde, Ruwstelige en Donkerstelige stuifbal waren al lang bekend uit de duinen, recent is daar een vierde soort, Tulostoma kotlabae bijgekomen. Recent moleculair onderzoek heeft aan het licht gebracht dat deze groep heel divers is, en dat er talrijke, morfologisch nauwelijks onderscheidbare genetische eenheden zijn (cryptische soorten). Dat maakt waarschijnlijk dat bij nader onderzoek, meer soorten in Nederland zullen worden gevonden.

Literatuur: Jeppson, M., Altés, A., Moreno, G., Nilsson, R.H., Loarce, Y., de Bustos A. & E. Larsson (2017) Unexpected high species diversity among European stalked puffballs - a contribution to the phylogeny and taxonomy of the genus Tulostoma. Mycokeys 21: 33-88 (artikel hier downloaden).

Sleutel tot de Stuifballen in de zeereep en grijze duin

1a Mondopening vlak, opening ingescheurd of rafelig gewimperd; een vrij forse soort met meestal rafelige schubben aan de licht tot donker gekleurde steel

1. Ruwstelige stuifbal, Tulostoma fimbriatum

 

1b Mondopening kort buisvormig met gave rand ➜ 2
2a Steel met lange rafelige witte schubben; hele paddenstoel krijtwit, relatief fors; kleur rond mondopening altijd gelijk aan het endoperidium; capillitium met nauwelijks verbrede septen

2. Tulostoma kotlabae

 

2b Steel glad of met aanliggende hoekige schubben; kleur rond de mondopening vrijwel steeds donker (bruinoranje tot bruinzwart) ➜ 3
3a Steeloppervlak aanvankelijk donkerbruin en glad, spoedig openbarstend (getijgerd) en ten slotte met bruin gekleurde schubben op een lichtere ondergrond; mondzone altijd met een donkere (bruinzwarte) ring; capillitium glad met nauwelijks verbrede septen; sporen met een ornamentatie van wratjes en stekels even hoog als de sterigmerest

3. Donkerstelige stuifbal, Tulostoma melanocyclum

 

3b Steel oker- of licht houtkleurig, meestal met onopvallende, gelijk gekleurde aanliggende schubjes; mondzone met bruine ring, vooral bij oudere exemplaren soms zonder gekleurde ring

4. Gesteelde stuifbal, Tulostoma brumale

 


Soortbeschrijvingen en afbeeldingen

 

1. Ruwstelige stuifbal, Tulostoma fimbriatum


Foto: Hans Adema

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Dam & Kuyper, Veldgids 2: 339; Gerhardt, Paddenstoelen onderweg: 606; Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 2: 659; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1244.

Beschrijving: Een forse stuifbal. Bolletje iets afgeplat bolvormig, tot 16 mm doorsnede, vaak met een duidelijke zandkraag. Mondopening vrijwel vlak, rafelig gewimperd, zonder donker gekleurde ring. Steel 25-80(-100) x 2-4(-5) mm, grof rafelig geschubd, soms met lengtegroeven, licht tot donker gekleurd. Sporen iets elliptisch, 5-7(-8) µm groot, met een ornamentatie die bestaat uit wratjes. Capillitium dikwandig, zonder kristallen, met weinig verbrede septen.

Habitat en verspreiding: In droog (duin)zand, vooral op plaatsen waar bestaande vegetatie door zand bedekt wordt (langs paden en aan de lijzijde van stuifkuilen). Matig algemeen tot algemeen in de duinen; zeldzamer in het binnenland

Lichte exemplaren van deze soort kunnen erg op T. kotlabae lijken, maar die laatste heeft een buisvormige mondopening met gave rand en is nooit donker gekleurd. De zeldzame T. fimbriatum var. heterosporum verschilt van de typische variëteit doordat naast normale sporen ook veel grotere sporen (8-9 µm) aanwezig zijn. Verder zijn er geen verschillen. Moleculair onderzoek heeft aangetoond dat var. heterosporum moet worden opgevat als een aparte soort, die de naam T. winterhofii heeft. In de Nederlandse standaardlijst en Verspreidingsatlas wordt hij nog als var. heterosporum aangeduid.

 

2. Tulostoma kotlabae


Foto: Leo Jalink

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Roobeek, K. (2016) Tulostoma kotlabae, een nieuwe stuifbal in de duinen. Coolia 59: 112-116.; Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 2: 661; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1245.

Beschrijving: Een relatief forse soort, in alle onderdelen krijtwit tot grauwwit. Bolletje bolrond tot afgeplat bolrond, 10-15 mm, krijtwit. Mondopening kort buisvormig met gave rand, absoluut zonder gekleurde ring. Steel krijtwit tot strokleurig; het oppervlak is vaak fijn gevoord en schilfert snel; vaak zijn grove, tot 6 mm lange, rafelige schubben aanwezig, het steeloppervlak. Sporen 4-5,5 µm, bolrond, met een ornamentatie van wratjes die lager zijn dan de sterigmerest. Capillitium dikwandig, zonder kristallen (soms wel met amorfe incrustaties), niet tot weinig (max. 1,5x) verbreed bij de septen.

Habitat en verspreiding: In kalkrijk, droog duinzand, vaak op plekken met verstuiving. Matig algemeen in de vastelandsduinen van het duindistrict, zeldzaam op de Zuid-Hollandse eilanden. Nog niet aangetroffen in Zeeland en de Friese Waddeneilanden. Ontbreekt in het binnenland. Deze warmteminnende en van oorsprong continentale soort breidt zich de laatste jaren sterk uit.

Qua postuur en grootte lijkt Tulostoma kotlabae op de Ruwstelige stuifbal (T. fimbriatum). Hij verschilt daarvan door de kort buisvormige mondzone met een gave rand (als van papier). Heel kenmerkend is de krijtwitte tot grauwwitte kleur in alle onderdelen van de vruchtlichamen, het volkomen ontbreken van een donkere ring om de mond en de 3 tot 6 mm lange, slappe, rafelige schubben van de steel. Dit laatste is ook een goed macroscopisch verschil met verbleekte exemplaren van de Gesteelde stuifbal (T. brumale). Het ontbreken van de donkere ring is geen betrouwbaar kenmerk. Bij heel jonge en heel oude exemplaren van de Gesteelde stuifbal kan de donkere ring ook ontbreken. Microscopisch is er een duidelijk verschil. Bij T. kotlabae is het capillitium vrijwel zonder incrustaties en nauwelijks verbreed bij de septen, bij de Gesteelde stuifbal is het capillitium bezet met hoekige kristallen en sterk verbreed bij de septen. Moleculair onderzoek wijst er op dat Tulostoma kotlabae onderdeel is van een complex van morfologisch (nog) niet te onderscheiden soorten. Dit complex moet nog nader worden uitgezocht.

 

3. Donkerstelige stuifbal, Tulostoma melanocyclum


Foto: Leo Jalink

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Dam & Kuyper, Veldgids 2: 341; Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 1: 2: 660; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1245.

Beschrijving: Het bolletje is vrijwel rond en tot 12 mm groot. De mondopening is buisvormig uitgetrokken met een gave rand en is omgeven door een zwartbruine ring. De steel is 25-60 x 2-4 mm; steeloppervlak aanvankelijk donkerbruin en glad, spoedig openbarstend (getijgerd) en ten slotte met bruin gekleurde schubben op een lichtere ondergrond. Sporen bolrond, 5-6,5 µm groot, met een ornamentatie bestaande uit geïsoleerde wratjes even hoog als de sterigmerest. Het capillitium is dikwandig, heeft geen kristallen en nauwelijks verbrede septen (een klein percentage (<20%) kan verbreed zijn (tot 2x)).

Habitat en verspreiding: In droog (duin)zand, tussen mossen (vooral klauwtjesmos, Hypnum lacunosum). Matig algemeen tot algemeen in de kustduinen, schaars ten zuiden van Goeree en ten noorden van Schoorl (inclusief Waddeneilanden); ontbreekt in het binnenland.

 

4. Gesteelde stuifbal, Tulostoma brumale


Foto: Cora van der Plaats

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Dam & Kuyper, Veldgids 2: 339; Gerhardt, Paddenstoelen onderweg: 606; Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 2: 660; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1244.

Beschrijving: Het bolletje (endoperidium) is vrijwel rond en tot 10 mm groot. De mondopening is buisvormig uitgetrokken met een gave rand (als van papier) en is omgeven door een geelbruine tot bruine ring. Oude zonverweerde exemplaren kunnen helemaal wit zijn en bij heel verse exemplaren is de bruine ring bedekt met het dunne, grauwwitte exoperidium. De steel is 15-50 x 1-3 mm, licht houtkleurig met aangedrukte rechthoekige bleke schubjes/plakjes. De sporen zijn bolrond, 3,5-5,5 µm groot, met een ornamentatie bestaande uit geïsoleerde wratjes lager dan de sterigmerest; het capillitium is dikwandig en bezet met hoekige kristallen; bij de septen is het sterk (tot wel 3x) en abrupt verbreed. Microscopisch is deze soort onmiskenbaar door het capillitium met kristallen en sterk verbrede septen.

Habitat en verspreiding: In droog kalkhoudend (duin)zand. Matig algemeen tot algemeen in de duinen, vaak tussen duinsterretje. Zeldzaam in het binnenland, vooral op rivierduinen en aangevoerd kalkhoudend zand, soms ook op oud metselwerk.

Verbleekte exemplaren kunnen worden aangezien voor T. kotlabae. Microscopisch onderzoek van het capillitium geeft dan duidelijkheid. Bij T. kotlabae zijn de septen niet of nauwelijks verbreed en ontbreken de hoekige kristallen. Verder heeft de Gesteelde stuifbal nooit rafelige schubben, en T. kotlabae meestal wel.