Veldgids zeereep: Aardtongen (GeoglossumTrichoglossum)

Aardtongen zijn opvallende verschijningen, en als groep goed te herkennen. Ze komen voornamelijk voor in schrale (duin)graslanden. Een aantal soorten komt echter ook in de grijze duinen voor, tot vlak achter de zeereep (Trichoglossum hirsutumGeoglossum cookeianumG. elongatum en G. glutinosum). Zandaardtong, G. arenarium, is een soort die gevonden wordt in vegetaties van Struik- en Kraaiheide, vaak samen met Heideknotszwam, Clavaria argillacea.

In het veld zijn eigenlijk alleen Kleverige aardtong en Ruige aardtong met zekerheid te herkennen. Voor alle andere soorten moet ook de microscopische controle plaatsvinden.

Sleutel tot de soorten van het grijze duin

1a Steel kleverig

1. Kleverige aardtong, Geoglossum glutinosum

 

1b Steel bezet met stijve haren (loep!), vooral op de grens van het fertiele deel

5. Gewone ruige aardtong, Trichoglossum hirsutum

 

1c Steel anders ➜ 2
2a Vruchtlichaam bruingroen tot zwart; steel geschubd; sporen ongesepteerd ➜ 3
2b Vruchtlichaam zwart, fors, 60-100 mm hoog, tot 20 mm breed; steel ruw tot wrattig; sporen gesepteerd

2. Brede aardtong, Geoglossum cookeianum

 

3a Sporen gemiddeld 60 µm lang

3. Kortsporige aardtong, Geoglossum elongatum

 

3b Sporen gemiddels 85 µm lang

4. Fijngeschubde aardtong, Geoglossum fallax

 

Voor het onderscheid tussen de soorten is het vaak nodig om de sporen van een sporenfiguur nauwkeurig onder de microscoop te onderzoeken. In analogie van de wasplaten en staalsteeltjes, vallen ze een beetje buiten de opzet van deze gids. Daarom verwijzen we hier ook naar de publicaties van Maas Geesteranus en Kees Roobeek waarmee de soorten uit de duinen uitstekend op naam te brengen zijn.


Soortbeschrijvingen en afbeeldingen

 

1. Kleverige aardtong, Geoglossum glutinosum


Foto: Leo Jalink; micro-opname: Kees Roobeek

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Roobeek, Aardtongen: 12-13; Ecologische Atlas Paddenstoelen Drenthe 2: 53; Dam & Kuyper, Veldgids 2: 165; Maas Geesteranus, Geoglossaceae: 8; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1354 (als Glutinoglossum glutinosum).

Beschrijving: Vruchtlichaam zwart, slank knotsvormig, tot 60 mm hoog, fertiele gedeelte 10-25 mm, tot 5 mm breed; steel tot 3 mm breed, geheel bedekt met een glibberige laag, bij droogte glanzend, vaak met aanklevende zandpartikeltjes. Sporen 60-80 x 4-5 µm, meestal met 3 septen.

Habitat en verspreiding: Saprotroof in duingraslanden en tussen mossen in de grijze duinen. Vrij algemeen langs de hele kust.

De kleverige steel maakt het gemakkelijk deze soort in het veld te herkennen.

 

2. Brede aardtong, Geoglossum cookeianum


Foto: Cora van der Plaats; micro-opname: Kees Roobeek

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Roobeek, Aardtongen: 18; Ecologische Atlas Paddenstoelen Drenthe 2: 52; Maas Geesteranus, Geoglossaceae: 7; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1353.

Beschrijving: Vruchtlichamen tot 100 mm hoog, fertiele gedeelte breed, afgeplat, 20-60 mm hoog en tot 20 mm breed; zwart, droog; steel tot 7 mm breed, ruw tot fijn wrattig . Sporen 60-90 x 6-8 µm, met tot 7 septen.

Habitat en verspreiding: Saprotroof in duingraslanden en tussen mossen in de grijze duinen. Algemeen langs de hele kust.

De doorgaans forse statuur van deze aardtong is heel karakteristiek en maakt het relatief gemakkelijk hem in het veld te herkennen. Bij twijfel is mircoscopische controle noorzakelijk.

 

3. Kortsporige aardtong, Geoglossum elongatum


Foto: Leo Jalink; micro-opname: Kees Roobeek

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Roobeek, Aardtongen: 10; Ecologische Atlas Paddenstoelen Drenthe 2: 52.

Beschrijving: Vruchtlichamen tot 100 mm hoog, fertiel deel tot 5 mm breed, vaak afgeplat met groeve, dof, groenig-bruin tot vrijwel zwart; steel tot 2 mm, geschubd. Sporen gemiddeld 60 x 4 µm, ongesepteerd in de sporee tot 7 septen. in de asci

Habitat en verspreiding: Saprotroof in duingraslanden en in de grijze duinen; zeldzaam, vooral waargenomen in de duinen van Noord- en Zuid Holland.

Deze soort is recent in Nederland vastgesteld, en bleek vrij veel voor te komen in het onderzoeksgebied van Kees Roobeek in de Kennemer Duinen. Waarschijnlijk is hij vaak verward met Fijngeschubde aardtong, G. fallax, die echter veel langere sporen heeft. Microscopische controle is altijd nodig. G. umbratile heeft een gladde steel en in de sporee bruine sporen.

 

4. Fijngeschubde aardtong, Geoglossum fallax


Foto: Hans Adema; micro-opname: Kees Roobeek

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Roobeek, Aardtongen: 8; Ecologische Atlas Paddenstoelen Drenthe 2: 52; Maas Geesteranus, Geoglossaceae: 16; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1354.

Beschrijving: Vruchtlichamen tot 30-50 mm hoog, fertiel deel tot 5 mm breed, vaak afgeplat met groeve, dof, groenig-bruin tot vrijwel zwart; steel tot 2 mm, fijn geschubd. Sporen gemiddeld 85 µm lang, ongespeteerd.

Habitat en verspreiding: Saprotroof in duingraslanden en in de grijze duinen; matig algemeen, verspreid langs de Nederlandse kust.

De Fijngeschubde aardtong is in het veld niet te onderscheiden van de Kortsporige aardtong. Voor een zeker determinatie moeten dec sporen worden gemeten..

 

5. Gewone ruige aardtong, Trichoglossum hirsutum


Foto: Leo Jalink; micro-opname: Kees Roobeek

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Roobeek, Aardtongen: 26; Ecologische Atlas Paddenstoelen Drenthe 2: 74; Maas Geesteranus, Geoglossaceae: 16; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1354.

Beschrijving: Vruchtlichamen meestal 30-40 mm hoog, maar soms tot 100 mm, met een scherp afgegrensd, vrij breed (-20 mm) afgeplat fertiel gedeelte, zwart; Steel bezet met stijve haren (setae), die vooral goed zichtbaar zijn op de overgang naar het fertiel gedeelte (loep!). Sporen 90 -160 x 4-7 µm met tot 17 septen.

Ruige aardtong met zijn stijve haren op de steel en opvallend lange, gesepteerde sporen kan nauwelijks met andere soorten worden verwisseld.