Veldgids zeereep: Bekerzwammen (GeoporaPezizaSowerbyella)

Zandputje, Geopora arenicola


Foto's: Cora van der Plaats (l) en Hans Adema (r)

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Dam & Kuyper, Veldgids 2: 165; Ecologische Atlas Paddenstoelen Drenthe, 2 (Arnolds, Chrispijn & Enzlin 2014): 687-688 (met illustratie); Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1304.

Beschrijving: Vruchtlichaam solitair tot in dichte groepen, diep bekervormig, 8-20 mm doorsnee, vaak tot aan de rand in het zand, maar ook wel tot ongeveer de helft boven het zand uitstekend; binnenzijde glad, bleekgrijs; buitenzijde korrelig, vaak met aanklevend zand. De rand van de beker varieert van gaaf tot grof gekarteld. Geen wortel. Sporen 18-26 x 11-15 µm, ellipsvormig,glad, uniguttulaat.

Habitat en verspreiding: Deze bekerzwam is een vrij algemene soort, die als kwetsbaar in de Rode Lijst staat. Hij komt niet alleen in de kustduinen voor maar ook wijdverspreid in het binnenland op droog, kalkarm zand.

Zandputje lijkt wel wat op Zandtulpje, maar kan goed worden onderscheiden door de bleekgrijze binnenzijde (bruin bij Zandtulpje) en het ontbreken van een steel. Kleine bruine bekerzwam (Humaria hemispherica) heeft net als het Zandputje een grijze binnenzijde en bruinkorrelige buitenzijde, maar groeit geheel bovengronds en heeft ruwe sporen.

Zandtulpje, Peziza ammophila


Foto's: Marjon van der Vegte

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Dam & Kuyper, Veldgids 2: 253; Eyssartier & Roux, Guide Champignons: 1064; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1319.

Beschrijving: De vruchtlichamen van deze bruine bekerzwam zijn tot ongeveer halverwege ingegraven in het zand en worden tot 5(-7) cm breed. De soort is goed herkenbaar aan de bij volwassen exemplaren in brede slippen verdeelde rand van de beker (als een tulp) en de ondergrondse korte, dikke steel. Jonge exemplaren zien er uit als een bruin ei met een 2-6 mm grote ronde opening in de top. De binnenzijde (hymenium) heeft dezelfde bruine kleur als de buitenzijde. Sporen 16-17 x 9-10 µm, ellipsvormig, zonder druppels.

Habitat en verspreiding: Zandtulpje is kenmerkend voor onbegroeide plekken in primaire, dynamische helmduinen, waar een permanente toevoer van zand plaats heeft. Hij leeft saprotroof op organische bestanddelen in duinzand en afgestorven delen van Helm en prefereert een iets minder dynamisch milieu dan Duinveldridderzwam en Duinfranjehoed. De meeste groeiplaatsen liggen aan de lijzijde van de zeereep en wat verder landinwaarts, ook op secundair verstoven plekken. De soort is vrij zeldzaam en bedreigd. Hij komt voor in de kalkrijke en kalkarme duinen van Zeeuws-Vlaanderen tot Rottumeroog, meestal in lage dichtheden. Enkele onbetrouwbare meldingen uit het binnenland. De meeste vindplaatsen liggen in Natura 2000-gebieden.

Hij is eventueel te verwarren met het Zandputje (Geopora arenicola) die ook in duinzand groeit. De vruchtlichamen van het zandputje zijn tot 2 cm breed, voor de helft tot geheel begraven in het zand, ongesteeld en bijna bolvormig met een vrij grote opening. De grijze binnenzijde is een goed verschilkenmerk met Zandtulpje dat een bruine binnenzijde heeft.

Violette duinbekerzwam, Peziza boltonii

Foto: Cora van der Plaats

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Oud, M. (2014) De binnenlandse werkweek in Schoorl 1-8 november 2013. Coolia 57: 83-97; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1314.

Beschrijving: Een vrij forse bekerzwam met vruchtlichamen tot 55 mm met opstaande rand. Kenmerkend zijn, behalve de paarse kleur van de binnen- en buitenzijde, de donkere schubjes op de buitenzijde. Bij ouderdom worden de vruchtlichamen donkerder, tot bijna zwart en dan is dit kenmerk vaak niet meer te zien. Dan is verwarring mogelijk met andere soorten bekerzwammen, zoals Olijfbruine bosbekerzwam (Peziza badioconfusa). Microscopische controle is dan noodzakelijk, maar geeft lang niet altijd uitsluitsel. Violetbruine bekerzwam heeft sporen van 15-18 (-20 ) x 7-10 µm. Olijfbruine bosbekerzwam heeft sporen van (16-)17-21 x 8-10 µm. De sporenornamentatie verschilt weinig.

Habitat en verspreiding: Een zeer zeldzame, van oorsprong meer zuidelijke soort van schaars tot niet begroeide zandige, enigszins kalkhoudende bodems. Onder andere aangetroffen in mosvegetatie aan de lijzijde van de zeereep en in zeer dynamisch open grijs duin. Er zijn ook enkele binnenlandse waarnemingen van deze soort bekend.

Gele wortelbekerzwam, Sowerbyella radiculata


Foto: Cora van der Plaats

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Adema in Coolia 55: 82-84 (als S. brevispora); Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1334.

Beschrijving: Vruchtlichaam onregelmatig golvend bekervormig, aanvankelijk met sterk ingebogen rand, later uitgespreid, tot 50 mm doorsnede, met een ondergrondse steel van 25-45 x 2,5-5 mm. Binnenzijde glad tot duidelijk aderig geplooid, aanvankelijk mooi egaal geel, soms met olijfzweem, later meer vlekkerig bruingeel met sterke olijfzweem. Buitenzijde glad, iets melig ogend, met zelfde kleur(ontwikkeling) als binnenzijde, bij uitdrogen sterk verblekend. Sporen 13-15 x 6,5-7,5 µm, elliptisch met een ornamentatie van wratjes (goed zichtbaar in katoenblauw), die soms ten dele verbonden zijn. Asci 190-230 x 10-11 µm, 8-sporig; top niet blauw in Melzer. Parafysen 2,5 µm dik, recht of gebogen aan de top; de top vaak verbreed tot 4,5 µm dik, soms met knobbels of vertakkingen nabij de top.

Habitat en verspreiding: Verspreiding in open duin onvoldoende bekend. Deze soort is enkele malen aangetroffen in open grijze duinen zonder struweel of bos, en in de lijzijde van de zeereep. Het lijkt daar een soort van late herfst en winter (november tot januari). De soort komt verder vooral voor in bossen, zowel loof- als naaldbos, in de duinen en het binnenland.