Veldgids zeereep: Knotszwammen (Clavaria en Clavulinopsis)
Sleutel tot de Knotszwammen in de grijze duinen
1a Knotszwam duidelijk geel, of oranjeachtig ➜ 4
1b Knotszwam wit of grijs, soms met een lichte geelzweem ➜ 2
2a Paddenstoel zonder duidelijke steel; naar basis toe wel geleidelijk versmald, maar daar niet anders van kleur of structuur en geen plotselinge overgang. Basidiën zonder gesp
1. Wormvormige knotszwam, Clavaria fragilis
2b Paddenstoel bestaat uit duidelijk te onderscheiden steelgedeelte en knots: steel slanker en vaak wat gladder dan knots, overgang van steel naar knots abrupt en goed waarneembaar (loep). Basidiën met zeer duidelijke gesp. ➜ 3
3a Knots wit of grauwwit, slank met vaak een spitse top
2. Spitse knotszwam, Clavaria falcata
3b Knots met een uitgesproken grijze of grijsbruine kleur, vrij dik en met afgeronde top
3. Grijze knotszwam, Clavaria daulnoyae
4a Paddenstoel citroengeel, bleek geel of vuil geel. Vlees intens geel, veel geler dan het oppervlak
4. Strogele knotszwam, Clavaria straminea
4b Paddenstoel heldergeel of oranjegeel. Vlees niet donkerder geel dan oppervlak (eerder lichter) ➜ 5
5a Sporen bolrond met grove stekels. Paddenstoel helder geel.
5. Gele knotszwam, Clavulinopsis helvola
5b Sporen ongestekeld. Paddenstoel heldergeel of oranjegeel ➜ 6
6a Paddenstoel oranjegeel. Sporen appelpitvormig met kleine apiculus (<0,8 µm lang)
6. Verblekende knotszwam, Clavulinopsis luteoalba
6b Paddenstoel helder geel. Sporen breed ellips uitlopend in een opvallend grote apiculus
7. Fraaie knotszwam, Clavulinopsis laeticolor
Soortbeschrijvingen en afbeeldingen
1. Wormvormige knotszwam, Clavaria fragilis
Foto: Hans Adema
Literatuur: Maas G., Wetensch. Meded. K.N.N.V. 113: 21-22. 1976 (als C. vermicularis); Ecologische Atlas Drenthe 2: 29; Dam & Kuyper, Veldgids 2: 117; Eyssartier & Roux: 1010; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1116; Funga Nordica 2: 246.
Beschrijving: Vruchtlichaam meestal in groepjes of bundels, slank, bijna cilindrisch, 15-100 mm lang, 1,5-5 mm dik, wit tot grauwwit, aan de top spits tot afgerond, naar de basis geleidelijk versmald zonder een duidelijk afgescheiden steel. Sporen elliptisch tot breed elliptisch, 4-7 x 3-5 µm, glad, kleurloos, met kleine apiculus. Basidiën zonder gesp aan de basis.
Habitat en verspreiding: Langs de hele kust wijdverspreid maar niet algemeen in de grijze duinen en duinvalleien; verder in voedselarme graslanden en in open bos en struweel, zowel langs de kust als in het binnenland.
2. Spitse knotszwam, Clavaria falcata
Foto: Leo Jalink
Literatuur: Maas G., Wetensch. Meded. K.N.N.V. 113: 14. 1976 (als C. acuta); Ecologische Atlas Drenthe 2: 29; Funga Nordica 2: 246.
Beschrijving: Vruchtlichaam alleenstaand of in losse groepjes, soms dichte groepen, slank knotsvormig, 15-35(-55) mm lang, 1,5-2,5(-4) mm dik, wit tot grauwwit, aan de top meestal spits; aan de basis met een iets waterig doorschijnende steel die door een vrij abrupte overgang in textuur en dikte (het verschil is wel subtiel, gebruik een loep) is afgescheiden van het fertiele deel. Sporen elliptisch tot subglobose, 7-10 x 5,5-8 µm, glad, kleurloos, met duidelijke apiculus. Basidiën met grote en open gesp aan de basis (een zogenoemde medaillon-gesp).
Habitat en verspreiding: In grijze duinen en duinvalleien langs de hele kust, matig algemeen, maar mogelijk over het hoofd gezien door geringe grootte en onopvallende groeiwijze; landelijk vrij algemeen en wijdverspreid, in bermen, voedselarme graslanden en ook in open bos en struweel.
3. Grijze knotszwam, Clavaria daulnoyae
Foto: Cora van der Plaats
Literatuur: Ecologische Atlas Drenthe 2: 28; Funga Nordica 2: 246 (als C. tenuipes).
Beschrijving: Vruchtlichaam alleenstaand of in kleine groepjes, (breed) knotsvormig (oogt vaak vrij mollig), 10-50 mm lang, 2-7 mm dik, bleek grijs tot vuilbruinachtig grijs (nooit heel donker), soms met een geelzweem door het grijs; top afgerond; steel 5-12 x 1 mm, abrupt afgescheiden van fertiele deel, gladder en dunner (gebruik een loep). Sporen breed elliptisch, 6.5-11 x 4,5-7,5 µm, glad, kleurloos, met duidelijke apiculus. Basidiën met grote en open gesp aan de basis (een zogenoemde medaillon-gesp).
Habitat en verspreiding: In de grijze duinen slechts op enkele plekken, daarnaast ook in duinvalleien; ook in bermen, voedselarme graslanden en open bossen, in Nederland wijdverspreid en matig algemeen.
4. Strogele knotszwam, Clavaria straminea
Foto: Henk Huijser
Literatuur: Maas G., Wetensch. Meded. K.N.N.V. 113: 15-16. 1976; Ecologische Atlas Drenthe 2: 30.
Beschrijving: Vruchtlichaam alleenstaand of in kleine groepjes, slank knotsvormig, 20-50 mm lang, 2-5 mm dik, citroengeel, licht geel tot bleek bruingeel, met geel vlees; steel abrupt afgescheiden van fertiele deel, gladder en dunner (gebruik een loep) en wat waterig doorschijnend. Sporen subglobose, 6-9 x 5,5-7,5 µm, glad, kleurloos, met duidelijke apiculus. Basidiën met grote en open gesp aan de basis (een zogenoemde medaillon-gesp).
Habitat en verspreiding: Langs de kust een zeer zeldzame soort die slechts twee maal in de grijze duinen is gevonden; ook landelijk zeldzaam, verspreid voorkomend op pleistocene gronden.
Als je deze soort vindt, is het zeer belangrijk om er goede foto’s van te maken en ook enkele exemplaren te drogen voor in een herbariumcollectie. Er is nog een tweede (uiterst zeldzame) soort met opvallend geel vlees, de Goudvleesknotszwam (C. chrysenteron) maar die heeft langwerpige sporen (2-3 x zo lang als breed) en basidiën zonder gesp.
In (duin)heiden komt een andere bleekgeel gekleurde knotszwam voor, de Heideknotszwam, Clavaria argillacea. Deze vrij algemene soort heeft grotere sporen dan de in de tabel behandelde soorten, namelijk 10,5-14 x 4,5-6 µm en staat altijd in de buurt van Struikhei (Calluna vulgaris). Hij is erg variabel in grootte, meestal 30-60 mm lang, maar regelmatig ook meer dan 100 tot soms wel 150 mm lang. Hij is net als Struikhei sterk kalkmijdend en daarom niet te verwachten in het deze gids behandelde gebied. Hij komt wel voor in duinheiden in de kalkarme duinen ten noorden van Bergen (NH) en op de Waddeneilanden.
5. Verblekende knotszwam, Clavulinopsis luteoalba
Foto: Hans Adema
Literatuur: Maas G., Wetensch. Meded. K.N.N.V. 113: 24-25. 1976 (als C. graveolens); Ecologische Atlas Drenthe 2: 198; 3: 662; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1127.
Beschrijving: Vruchtlichamen meestal in groepjes, zelden alleenstaand, knotsvormig tot cilindrisch, vaak vrij gedrongen, 20-50 x 2-4 mm, rozeachtig oranje, nooit zuiver geel, vaak met een blekere tot witachtige top, zonder duidelijk afgescheiden steel. Vlees iets bleker dan oppervlak. Sporen appelpitvormig, 6-8 x 3-5 µm, glad, kleurloos, met kleine apiculus (< 0,8 µm).
Habitat en verspreiding: Langs de hele kust vrij algemeen in open grijs duin en duinvalleien, maar ook in open bos en struwelen; in Nederland wijdverspreid en vrij algemeen in onder andere voedselarme graslanden, bermen, heiden en open bossen.
In de grijze duinen is dit de meest algemene soort knotszwam. Hij is te herkennen aan de duidelijke oranjezweem die al bij jonge exemplaren aanwezig is. Hij is nooit zuiver geel zoals Fraaie knotszwam en Gele knotszwam. Oude verdroogde exemplaren van de Gele knotszwam kunnen wat oranjeachtig zijn, dus het is belangrijk om de kleuren te beoordelen aan de hand van verse (niet te oude, niet verdroogde) exemplaren.
6. Fraaie knotszwam, Clavulinopsis laeticolor
Foto: Leo Jalink
Literatuur: Maas G., Wetensch. Meded. K.N.N.V. 113: 27. 1976; Ecologische Atlas Drenthe 2: 32; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1127.
Beschrijving: Vruchtlichaam alleenstaand of in kleine losse groepjes, slank knotsvormig tot cilindrisch, 25-70 x 1-4 mm, dooier- tot chromaatgeel, zonder duidelijk afgescheiden steel; vlees oranjegeel tot bleek, vaak lichter dan het oppervlak. Sporen (zeer) breed ellipsoid, 5,5-8 x 4,5-6,5 µm, glad, kleurloos, uitlopend in opvallend grote apiculus (tot 1,5 µm). Basidiën met gesp.
Habitat en verspreiding: Langs de hele kust matig algemeen in open grijs duin en duinvalleien; in Nederland wijdverspreid en vrij algemeen in voedselarme graslanden, bermen en open bossen.
Fraaie knotszwam is gemiddeld genomen slanker dan Gele knotszwam, maar alleen microscopisch met zekerheid daarvan te onderscheiden.
7. Gele knotszwam, Clavulinopsis helvola
Foto: Cora van der Plaats
Literatuur: Maas G., Wetensch. Meded. K.N.N.V. 113: 25-26. 1976; Ecologische Atlas Drenthe 2: 31; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe 2: 1126.
Beschrijving: Vruchtlichaam alleenstaand of in kleine losse groepjes, knotsvormig tot cilindrisch, 30-70 x 2-7 mm, kanarie- tot chromaatgeel, bij ouderdom aan de top iets bruin wordend, zonder duidelijk afgescheiden steel; vlees wit of geelachtig, lichter dan het oppervlak. Sporen (zeer) breed ellipsoid, 5,5-7,5 x 5-6 µm, met grove stompe stekels tot 1,5 µm lang, kleurloos, met grote apiculus. Basidiën met gesp.
Habitat en verspreiding: Langs de hele kust matig algemeen in open grijs duin en duinvalleien; in Nederland wijdverspreid en vrij algemeen in voedselarme graslanden, bermen en open bossen.
Gele knotszwam is gemiddeld minder slank dan Fraaie knotszwam, maar alleen microscopisch met zekerheid te onderscheiden van die soort.