Veldgids zeereep: Gordijnzwammen (Cortinarius) bij Kruipwilg
Bij Kruipwilg komen talrijke gordijnzwammen voor en die zijn vaak lastig te onderscheiden. Vooral van het ondergeslacht Telamonia is het vrijwel ondoenlijk om een representatieve en herkenbare groep soorten in deze gids op te nemen.
Vertegenwoordigers van het ondergeslacht Dermocybe zijn echter als groep wel goed in het veld te herkennen aan de levendig gekleurde plaatjes en niet hygrofane, zijdeachtig glanzende hoed. Daarom zijn deze hier wel opgenomen, alsmede een goed herkenbare vertegenwoordiger van ondergeslacht Phlegmacium.
Van het ondergeslacht Phlegmacium, de slijmkoppen, is de Gegordelde gordijnzwam, Cortinarius trivialis, een bekende en algemeen voorkomende vertegenwoordiger als begeleider van kruipwilg in de duinen. Beschrijving onderaan.
Sleutel tot de soorten van ondergeslacht Dermocybein kruipwilgstruwelen en in struwelen van andere wilgensoorten (Salix cinerea, S. aurita) in vochtige duinvalleien.
1a Plaatjes jong geel of olijfkleurig ➜ 2
1b Plaatjes jong oranjen ➜ 4
2a Plaatjes jong geel ➜ 3
2b Plaatjes jong olijfkleurig
1. Gele wilgengordijnzwam, C. cinnamomeoluteus
3a Sporen klein, zelden langer dan 9,5 μm
2. Geelplaatgordijnzwam, C. croceus
3b Sporen langer dan 9,5 μm
3. Koperrode gordijnzwam, C. uliginosus
4a Sporen klein, zelden langer dan 9,5 μm
4. Kaneelkleurige gordijnzwam, C. cinnamomeus
4b Sporen langer dan 9,5 μm
5. Boomloze gordijnzwam, C. pratensis
Soortbeschrijvingen en afbeeldingen
1. Gele wilgengordijnzwam, Cortinarius cinnamomeoluteus
Foto: Inge Somhorst
Literatuur: Ecologische Atlas Drenthe 2: 280; Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 1: 671; 2: 773.
Beschrijving: Hoed tot 60 mm, kegelvormig dan uitspreidend tot vrijwel vlak, geel tot geelbruin, aangedrukt vezelig. Plaatjes matig dicht opeen, jong met duidelijke olijftint. Steel 40-90 x 3-8 mm, cilindrisch, geel tot geelbruin als hoed, met verspreide velumresten als vezeltjes op de steel. Sporen 7,5-11 x 4,5-6,5 μm.
Habitat en verspreiding: Ectomycorrhiza vormend met Kruipwilg. Zeldzaam, verspreid langs de hele kust.
2. Geelplaatgordijnzwam, Cortinarius croceus
Foto: Nico Dam
Literatuur: Dam & Kuyper, Veldgids: 147; Ecologische Atlas Drenthe 3: 487; Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 1: 670; 2: 772; Gerhardt : 288; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe1: 727.
Beschrijving: Hoed tot 70 mm doorsnee, kegelvormig dan uitspreidend tot convex met umbo, geelbruin or roodachtig bruin, aangedrukt vezelig. Plaatjes vrij dicht op elkaar, jong felgeel, later bruin door de sporen. Steel 60-90 x 3-10 mm, geel tot bruin naar de voet, met velumresten. Geur zwak, herinnerend aan jodoform. Sporen 6,0-9,0 x 4,0-6,0 μm.
Habitat en verspreiding: Ectomycorrhiza vormend met Kruipwilg. Vrij algemeen langs de hele kust.
Verschilt van de Kaneelkleurige gordijnzwam vooral in de heldergele plaatjes.
3. Koperrode gordijnzwam, Cortinarius uliginosus
Foto: Henk Huijser
Literatuur: Dam & Kuyper, Veldgids: 163; Ecologische Atlas Drenthe 2: 283-284; Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 1: 672; 2: 773; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe1: 726.
Beschrijving: Hoed tot 60 mm, halfbolvormig dan vlak met umbo, soms geheel vlak met ingedeukt centrum; roodoranje (“koperkleurig”), aangedrukt vezelig. Plaatjes aangehecht, vrij dicht opeen, geel dan bruin door rijpe sporen. Steel 30-110 x 3-10 mm, met dezelfde kleur als de hoed, met velumresten in de vorm van fijne vezeltjes. Geur zwak, herinnerend aan jodoform. Sporen 7,5-12 x 5,0-7,0 μm.
Habitat en verspreiding: Ectomycorrhiza vormend met Kruipwilg, vrij algemeen, vooral op vochtige plekken, langs de hele kust.
4. Kaneelkleurige gordijnzwam, Cortinarius cinnamomeus
Foto: Nico Dam
Literatuur: Dam & Kuyper, Veldgids: 147; Ecologische Atlas Drenthe 3: 622; Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 1: 669; 2: 771; Gerhardt, Paddenstoelen onderweg: 288; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe1: 725.
Beschrijving: Hoed 20-60 mm, halfbolvormig or kegelvormig dan uitspreidend tot vrijwel vlak, soms met lage umbo, oranjebruin, aangedrukt vezelig. Plaatjes vrij dicht opeen, oranje. Steel 30-70 x 3-8 mm, krachtig geel, met verspreide vezeltjes. Sporen (5,5-)6,0-9,0 x 3,5-5,0 (-6,0) μm.
Habitat en verspreiding: Ectomycorrhiza vormend met Kruipwilg, vrij algemeen langs de hele kust.
Goed herkenbaar aan de warm kaneelkleurige vruchtlichamen en helder oranjebruine plaatjes.
5. Boomloze gordijnzwam, Cortinarius pratensis
Foto: Cora van der Plaats
Literatuur: Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 1: 672; 2: 774; Field Mycology 18(3): 78-81. 2017; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe1: 725.
Beschrijving: Hoed 2-6 mm, eerst kegelvormig snel uitspreidend tot vrijwel vlak met lage umbo of iets ingedrukt, oranjebruin met lichtere randzone, aangedrukt vezelig. Plaatjes vrij dicht opeen, oranje. Steel 30-80 x 3-9, geel naar de voet wat meer bruin, met verspreide vezeltjes. Sporen 7,0-11 x 4,5-6,0 μm.
Habitat en verspreiding: Ectomycorrhiza vormend met Kruipwilg; vrij algemeen langs de hele kust.
De Nederlandse naam verwijst naar het feit dat deze soort vaak ogenschijnlijk zonder ectomycorrhizapartner voorkomt in open duin, maar schijn bedriegt, en de soort heeft wel degelijk een symbiotische relatie met de Kruipwilg.
6. Gegordelde gordijnzwam, Cortinarius trivialis
Foto: Aldert Gutte
Literatuur: Dam & Kuyper, Coolia 40: 157-167; Dam & Kuyper, Veldgids: 163; Ecologische Atlas Drenthe 3: 636; Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 1: 673; 2: 775; Gerhardt, Paddenstoelen onderweg: 276; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe1: 695.
Beschrijving: Hoed 25-100 mm, kegelvormig tot gewelfd, uitspreidend tot vrijwel vlak met stompe umbo en rechte rand, diep roodbruin or geelbruin, soms met groenig-olijf tint, sterk slijmerig-kleverig bij vocht, glanzend opdrogend, kaal. Plaatjes vrij dicht opeen, uitgebocht aangehecht, lila dan bruin door de rijpe sporen. Steel 40-140 x 3-10 mm, op een witte ondergrond bedekt met gordels van roodbruin velum; aan de top met een spinnenwebachtige resten van een ringzone. Geur onopvallend. Sporen 10,5-12,5 x 6,0-7,5 μm.
Habitat en verspreiding: Ectomycorrhiza vormend met Kruipwilg in de grijze duinen, tamelijk algemeen langs de hele kust, vooral in de kalkarme duinen.
Een onmiskenbare soort met zijn slijmige hoed en gegordelde steel.