Veldgids zeereep: Harpoenzwammen (Hohenbuehelia)

 

Helmharpoenzwam, Hohenbuehelia culmicola


Foto: Aldert Gutter


Foto: Marjon van der Vegte

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Ainsworth, A. M., Suz, L. M., & B.T. Dentinger (2016) Hohenbuehelia bonii sp. nov. and H. culmicola: two pearls within the Marram Oyster. Field Mycology 17: 78-86; Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 1: 316, 2: 370; Eyssartier & Roux, Guide Champignons: 956; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe1: 73.

Beschrijving: Vruchtlichamen met zijdelingse of excentrische, vaak gereduceerde steel. Hoed (5) 10-25(-40) mm, convex tot vlak met iets ingedeukt centrum, rond, spatelvormig of niervormig gezien van boven, met iets ingerolde tot rechte rand, niet hygrofaan, niet doorschijnend gestreept, zwartbruin tot grijzig bruin, maar lijkt veel lichter en dof door een dichte, grijswitte, fluwelige beharing, droog. Plaatjes, vrij dicht opeen, (iets) aflopend op de steel, wit met grijze tint, donkerder wordend bij ouderdom, met een bruine of zwart wordende snede. Steel 2-20 x 1,5-6 mm, excentrisch of zijdelings aangehecht, gereduceerd, met een wortel of knolvormige basis aangehecht aan het substraat, gelijk gekleurd aan hoed, droog, fluwelig. Geur sterk melig. Sporen (8,0-) 9,0-11,0(-12,0) x (4,5-)5,0-6,0(-7,0) μm, Q = 1,4-2,3, Qav = 1,6-1,9, ellipsoid tot langwerpig of iets boonvormig, dunwandig, niet amyloïd. Cystiden aanwezig in de vorm van metuloïden (dikwandige cystiden) op de zijden en snede van de plaatjes, min of meer spoelvormig, met sterk verdikte, kleurloze wand en vaak ook bedekt met een korrelig-slijmig laagje aan de top.

Habitat en verspreiding: Op de basis van de Helm in de buitenste zeereep. Hij groeit uitsluitend in primaire, zeer dynamische duinen, waar een permanente toevoer is van zand en de meest vitale helmvegetaties voorkomen. De vruchtlichamen verschijnen op dode en afstervende halmen van helm, op de grens van zand en lucht, vaak verborgen in helmpollen en dan moeilijk te vinden. Zeldzaam, vrijwel beperkt tot de duinen van de Waddeneilanden, delen van Zuid-Holland, Goeree en Voorne. Ook internationaal zeer zeldzaam met een klein, West-Europees areaal.

De volledigheid van de huidige karteringsgegevens is onzeker gezien de verborgen leefwijze van deze paddenstoel. Hij is zeker zeldzaam maar er zijn wellicht nog onontdekte vindplaatsen. Ook is onbekend hoe lang de Helmharpoenzwam op een bepaalde groeiplaats stand kan houden. Mogelijk is het een efemere soort die telkens nieuwe plekken koloniseert. Het is voor de evaluatie van het beheer in Natura 2000-gebieden van groot belang om dit te weten.

 

Geelbruine helmharpoenzwam, Hohenbuehelia bonii


Foto: Gerrit Jansen


Foto: Henk Remijn

Literatuur: Ainsworth, A. M., Suz, L. M., & B.T. Dentinger (2016) Hohenbuehelia bonii sp. nov. and H. culmicola: two pearls within the Marram Oyster. Field Mycology 17: 78-86.

Beschrijving: Groeiwijze in bundeltjes op de steelbasis en bladscheden van Helm. Hoed ongeveer 30-40 (-75) mm breed, zittend of met een sterk gereduceerd steeltje op het substraat, pleurotoid tot flabelliform, iets gewelfd of vlak, okerbruin tot licht geelbruin of sepia, iets bleker aan iets ingerolde rand, kaal of iets fluwelig. Plaatjes dicht opeen, vaak gevorkt, aflopend op de steel, wit of crème, Steel vrijwel afwezig of lateraal, tot, wittig. Sporen 7-9,5 x 4,5-7 μm, gemiddeld 7,8-8,7 x 4,7-6,1 μm, Q = 1,3-1,9, Qav = 1,5-1,6, ovaal-ellipsoid, dunwandig, met een of meer oliedruppels. Basidiën 25-40 x 6-8 μm, 4-sporig. Cystiden op de lamel talrijk, in de vorm van min of meer fusiforme metuloïden, 60-90 x 10-18 μm, dikwandig, kleurloos, met talrijke kristallen aan de top.

Habitat en verspreiding: Groeit op dezelfde plaatsen als de Helmharpoenzwam in de buitenste zeereep. Tot nu toe is de soort bekend van de omgeving van IJmuiden, Terschelling en de waddendijk van Lauwersoog.

Deze soort verschilt van de gewone Helmharpoenzwam in de blekere, grotere, meer pleurotoïde (oesterzwam-achtige) vruchtlichamen met gemiddeld kleinere sporen. Deze soort werd al eerder beschreven als een grootsporige variant van H. petaloides. Moleculair onderzoek door Ainsworth & al (2016) heeft aangetoond dat het twee goede, genetisch gescheiden soorten betreft, en geen variëteit van H. petaloides.
Bekijk de complete soortbeschrijving van de eerste vondst bij IJmuiden