Veldgids zeereep: Mosoortjes (Arrhenia) en Schelpjes (Campanella)

 

Mosoortje

Het geslacht Arrhenia was tot voor kort beperkt tot soorten met een schelpjesachtig (pleurotoide) habitus, maar recent is uit moleculair onderzoek gebleken dat sommige trechtertjes (Omphalina) ook tot dit geslacht moeten worden gerekend.

Gelatineschelpje (Campanella)

Het Gelatineschelpje is een saprotroof op dode Helm.


Soortbeschrijvingen en afbeeldingen

Gesteeld mosoortje, Arrhenia spathulata


Foto: Cora van der Plaats


Foto: Hans Adema

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 1: 228, 2: 254; Eyssartier & Roux, Guide Champignons: 948; Bas & al., Flora agaricina neerlandica 3: 40; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe1:64.

Beschrijving: Vruchtlichamen tot 20 mm doorsnee, spatelvormig of herinnerend aan een oorzwammetje, met een hygrofaan, diep doorschijnend gestreepte donkergrijze tot grijsbruine hoed, die verbleekt bij opdrogen, glad en kaal. Plaatjes aderig, soms de hoedrand niet bereikend, wit tot bleek grijs. Steel sterk gereduceerd, zijdelings aangehecht, met dezelfde kleur als de hoed. Geur spontaan onopvallend maar sterk naar Pelargonium bij opdrogen. Sporen (6,5-)7,0-10(-10,5) x 4,0-6,5 μm, Q = 1,3-1,9, Qav = 1,5-1,8, druppelvormig, dunwandig, inamyloid.

Habitat en verspreiding: Parasiterend op Duinsterretje, heel algemeen.

Dit onmiskenbare paddenstoeltje kun je gemakkelijk herkennen in het veld.

 

Gelatineschelpje, Campanella caesia


Foto: Lucien Noens


Foto: Menno Boomsluiter

Knop naar Verspreidingsatlas

Literatuur: Knudsen & Vesterholt, Funga Nordica 1: 287, 2: 337; Bas & al., Flora agaricina neerlandica 3: 104; Læssøe & Petersen, Fungi Temperate Europe1: 63.

Beschrijving: Hoed 2-20 mm, schelpvormig, met de rug aangehecht aan het substraat, heel variabel van kleur, blauw-grijs, violetgrijs, groenig grijs, grijs, fijn bepoederd, verkalend met ouder worden. Plaatjes gereduceerd tot adertjes, die onderling verbonden zijn (anatomiseren), grijs. Sporen (6,5-)7,5-10 x 4,0-6,0 μm, Q = 1,4-2,0, Qav = 1,5-1,9, ellipsoid tot ovaal of iets amandelvormig, dunwandig, glad, inamyloid.

Habitat en verspreiding: In de zeereep vooral op dode bladscheden en bladeren van Helm.